VAKGENOTEN // AFLEVERING 4: In gesprek met de jongste generatie Groningse architecten

Bij GRAS zetten we regelmatig architecten in de spotlights. Vaak gaat het om de gevestigde orde, om ontwerpers die hun sporen intussen verdiend hebben. Maar hoe gaat het eigenlijk met de talentvolle jongste generatie ontwerpers? Wat is hun blik op het vak, op wat er in Groningen gebeurt en op de rol van architecten in de grote opgaven van nu? In een reeks van vier gesprekken, steeds met drie jonge architecten, zetten we hen op het podium. Dit is de vierde en laatste aflevering.

Aan het einde van het Gedempte Zuiderdiep, in de Groningse binnenstad, zit kunstacademie Minerva. Architect Piet Blom ontwierp het gebouw in 1984 als een deels openbaar toegankelijke plek die een doorgang in de binnenstad vormde. In de praktijk bleek dat de openheid van het gebouw ook het slag mensen aantrok dat niet direct een positieve bijdrage aan de plek leverde. Vandalen en inbrekers maakten misbruik van het gangenstelsel dat vanaf de straat naar een verhoogd plein leidde. Inmiddels kun je de academie alleen nog op de officiële manier, via de hoofdingang, betreden.

Vandaag doe ik dat met architecten Maaike van der Veer (Specht), Nanko Boerma (Urban Climate Architects) en Timo Molter (De Deur in Huis). We gaan in een van de lokalen op de tweede verdieping zitten, aan de oostzijde van het gebouw. Er hangen vellen zwart papier voor de ramen en er staat een filmcamera. Als we het papier weggehaald hebben, kijken we uit over het Zuiderdiep.

‘Ik ben ervan overtuigd dat je omgeving impact heeft op hoe je leeft’, zegt Van der Veer, die deze plek aandroeg voor dit gesprek (zie kader onderaan). ‘Daarom vind ik dit een interessante locatie. Een kunstacademie kan inspirerend en van toegevoegde waarde voor de stad zijn. Maar op dit moment is er weinig verbinding tussen beide, terwijl dat juist het idee was.’

Als architect heb je bepaalde ideeën over hoe een door jouw ontworpen gebouw gebruikt zal gaan worden, legt ze uit. Je stelt je voor hoe het van waarde kan zijn voor de omgeving waarin het staat. ‘Maar in de praktijk kan dat heel anders uitpakken, vaak juist bij ambitieuze projecten, zoals hier. Toch geloof ik dat we als architecten een verschil kunnen maken in hoe mensen een ruimte gebruiken. En daarmee in de mogelijkheden die ze hebben bij de inrichting van hun leven.’

MEER AANDACHT VOOR DUURZAAM BOUWEN

Buiten, onder ons, klinkt het geluid van rubberen hamers. Dit deel van het Zuiderdiep wordt opnieuw bestraat. De binnenstad is continu in ontwikkeling. Groningen is een echte architectuurstad, vindt de aan de Academie van Bouwkunst opgeleide Timo Molter, met een ambitieuze welstand die zich duidelijk onderscheidt. ‘Alleen vind ik de gemeente niet zo toegankelijk. Als architect wil je bij een project graag van begin af aan samen optrekken. Maar de gemeente aan boord krijgen, en op een laagdrempelige manier iets bespreken en de kans krijgen dingen uit te leggen, is best moeilijk. Het zou een hoop opleveren als we daarover het gesprek zouden kunnen aangaan.’

Van der Veer studeerde in Delft en werkte in de Randstad, sinds twee jaar is ze terug in Groningen. Hoewel ze waardeert hoe de gemeente haar eigen plan trekt, valt de vergelijking tussen beide plekken niet op alle vlakken positief uit. ‘Het viel me al snel op dat circulariteit en het gebruik van bouwmaterialen hier veel minder aandacht krijgen dan bijvoorbeeld in Amsterdam. Wanneer je als architect meedoet aan een selectie staat in het programma van eisen vaak niks over het mogelijk maken van flexibel gebruik van een gebouw, en word je bijvoorbeeld ook niet gevraagd om na te denken over oplossingen waarbij niet met beton en kalkzandsteen wordt gebouwd.’
Nanko Boerma knikt: ‘Groningen is erg gericht op stedenbouw. Op een, twee en drie staat hoe een gebouw zich verhoudt tot de omgeving. Daarna pas komen andere dingen in beeld.’

Molter heeft zulke geluiden vaker gehoord. Duurzaamheid is een thema waarin hij zich graag verdiept. Hij is ervan overtuigd dat voor architecten een belangrijke rol is weggelegd: ‘Onze kracht zit niet in het bedenken van manieren om een gebouw te isoleren, dat kunnen anderen veel beter. Wij kunnen het verschil maken met bijvoorbeeld het kiezen van een goed bouwsysteem, waardoor een gebouw flexibel in gebruik is en ruimte heeft voor een breed programma – en daardoor langer mee kan. Ook dat is duurzaamheid.’

AMBITIEUZE OPDRACHTGEVERS

Hoe graag je ook duurzaam wilt ontwerpen, of op een andere manier voor kwaliteit wilt gaan, als architect ben je voor een groot deel afhankelijk van je opdrachtgevers. ‘Tijdens je studie ben je je eigen opdrachtgever,’ zegt Boerma, die net als Molter naar de Groningse Academie van Bouwkunst ging, op een steenworp afstand van de plek waar we nu zitten. ‘En in die rol ben je net zo ambitieus als je als architect bent. Maar in de praktijk valt het me soms wat tegen hoe ambitieus opdrachtgevers zijn.’
Van der Veer: ‘Ik denk dat het goed is om te bepalen voor welke opdrachtgevers je wel en niet wilt werken. Zodat je altijd voor een resultaat kunt gaan waar je zelf achter staat.’
‘Alleen kan niet elk bureau zich dat veroorloven’, reageert Molter. ‘Als je je werknemers in dienst wilt houden, heb je soms geen keuze. Dat is de grillige kant van het vak.’

‘Bij de leukste opdrachten heb je de kans om meer bij te dragen, om verder te kijken dan de hoofdgebruikers’, vindt Boerma. ‘Als je de link kunt leggen tussen gebouw, mens en maatschappij: daar vindt de interactie plaats.’ Voor zijn afstudeeronderzoek ontwierp hij een woonwijk waarin de naoorlogse wijkgedachte in een moderne vorm terugkeert. Voor zo’n omgeving heb je goed ontworpen overgangszones nodig, legt hij uit. Die verbinden de stedelijke openbare ruimte met de buurt, en vervolgens met de persoonlijke ruimte in en om de woning. ‘De ruimtelijke omgeving kan dan de voedingsbodem zijn voor een samenleving die sociaal, collectief en inclusief is. Als je het vrijblijvend doet, en met elkaar, dan is zoiets als de wijkgedachte ook nu nog van toepassing. Het is op z’n minst interessanter dan wat er nu gebouwd wordt. En als zo’n project mislukt, is dat niet erg. Het is veel erger als je het niet probeert.’

 

INSPIRATIE KUN JE OVERAL VANDAAN HALEN

Als architect hoef je voor inspiratie maar even rond te kijken op internet. Een bezoek aan een andere omgeving geeft ook vaak nieuwe inzichten. Soms komt de inspiratie uit onverwachte hoek. ‘Ik ben opgegroeid in Winschoten, daar stond tot voor kort een jaren-zeventig-bibliotheek’, zegt Boerma. ‘Hij was ontworpen door Cor Kalfsbeek en zat heel onlogisch in elkaar. Maar voor een kind was het daardoor een leuke plek. Overal zaten kleine raampjes en doorkijkjes, gangetjes liepen achter kasten langs – het was een soort speelplaats, een avontuurlijk gebouw. Zulke herinneringen gebruik ik soms als ik ontwerp. Het kan een bepaald gevoel zijn dat in je buik borrelt.’ Hij grijnst. ‘Supervaag natuurlijk, want maak dat maar eens aan iemand duidelijk. Vaak lukt dat pas als je het getekend hebt.’

‘Als kind ervaar je alles heel puur’, zegt Molter. ‘Wij zijn nu gewend om ruimtes te lezen en proberen alles te doorgronden en begrijpelijk te maken. Door die analytische manier van kijken druk je dat pure gevoel een beetje weg.’ Zelf haalt hij zijn inspiratie vaak uit wat hij aan terugkoppeling ontvangt van leken, mensen die geen architectuurstudie gedaan hebben. ‘Hun mening boeit me erg. Wat vinden zij mooi of prettig? Dat zijn vaak de leukste gesprekken.’
Van der Veer: ‘Daarom is het ook zo goed om altijd eerst met toekomstige gebruikers of buurtbewoners te gaan praten en rondlopen, voordat je gaat ontwerpen. Zij geven je aanknooppunten waar jij vervolgens je professionele kijk op kunt loslaten.’

Boerma trekt zijn wenkbrauwen op: ‘Maar heb je het dan echt met ze over mooi en lelijk? Mijn ervaring is dat je dan vaak niet zo heel ver komt.’
Van der Veer: ‘Het gaat vooral over of dingen werken of niet, of waar mensen elkaar tegenkomen. Looproutes, dat soort praktische dingen. Maar ik vraag ze toch ook echt wat ze goed en niet goed vinden, en waarom.’

Het omgaan met mensen van diverse pluimage is voor Molter een leuke kant van het architectenvak, het zorgt voor dynamiek: ‘De ene keer heb je een strategisch overleg, de volgende keer zit je aan tafel met een gedupeerde bewoner van het aardbevingsgebied. Dan voel je opeens dat het om heel andere dingen draait.’ In dat gebied werkt hij regelmatig, hij ziet er hele dorpen voor zijn ogen veranderen. ‘Het is absurd om te bedenken dat zulke plekken over twintig jaar compleet vernieuwd zijn. Ik vind dat we als architectenbureaus meer onze verantwoordelijkheid moeten nemen om de leefkwaliteit en het karakter van de plek voorop te stellen. Als ik daar kom en om me heen kijk, dan zie ik die instelling niet overal terug.’

In de versterkingsopgave speelt de manier waarop het proces in elkaar zit een belangrijke rol, weet Van der Veer. ‘Alles is in beton gegoten, voor elk onderdeel is een vast budget. Er zijn corporaties die geld op een andere manier zouden willen besteden om iets bijzonders te kunnen doen – maar dat kan niet. En het uitgangspunt is altijd dat er terugkomt wat er staat, maar je wilt liever vanuit een groter geheel nadenken over hoe je dingen beter kunt maken. En daarbij misschien wat schuiven met budgetten. Als je elk geval individueel behandelt, kun je voor het grotere gebied niet veel doen.’

ARCHITECTUUR EN HET ECHTE LEVEN

Respectievelijk twee, vier en zes jaar geleden studeerden Boerma, Molter en Van der Veer af. Stukje bij beetje worden ze beter in hun vak, merken ze. ‘Ik heb de afgelopen jaren geleerd om te proberen meer uit een opdracht te halen, op zoek te gaan naar de vraag achter de vraag’, zegt Molter.
‘Hoe meer ervaring je krijgt, hoe beter je weet aan welke onderdelen je in een vroeg stadium wat meer aandacht moet besteden om het verderop in het proces soepel te laten gaan’, vult Van der Veer aan.
Molter: ‘Toch denk ik dat je in ons vak het speelse, soms bijna naïeve, dromerige, niet moet verliezen. Ergens hoop ik dat ik dat altijd behoud.’

Hoeveel invloed heeft de studie die je kiest op de manier waarop je je als architect ontwikkelt? Best veel, denkt Boerma. ‘Het heeft invloed op hoe je over dingen nadenkt en het vormt je. Aan de Academie legden ze bijvoorbeeld sterk de link met maatschappelijke ontwikkelingen.’ Glimlachend: ‘We werden er bijna mee doodgegooid. Soms dacht ik weleens: leer me nu eens gewoon, heel praktisch, hoe je de gulden snede toepast op een gevel. Toch heeft juist die ‘zachte’ kant van het architectuuronderwijs me ook veel gebracht. Bijvoorbeeld over architectuur die niet per se met theorie te beredeneren is, maar die je wel kunt voelen. Maar als het om esthetisch ontwerp gaat, denk ik dat er in Delft meer diepgang is.’

Van der Veer snapt wel wat hij bedoelt. Desondanks koos zij tijdens haar opleiding voor een meer sociaalmaatschappelijke richting, en volgt ze die nog altijd. ‘Wat er om je heen gebeurt, heeft direct invloed op je werk. Soms zijn we er als architecten met z’n allen van overtuigd wat goed en mooi is, maar staat dat best ver af van hoe de gemiddelde mens dat ervaart.’
Je moet je vooral ook regelmatig buiten de architectuurwolk begeven om dingen te begrijpen en de breedte van het vak te kunnen zien, voegt Molter toe: ‘Architectuur is meer dan wat je tijdens je opleiding leert. Uiteindelijk zit er zoveel uit het echte leven in.’ Lachend: ‘Als je die opmerking overneemt, ga ik daar straks mee gepest worden.’

PLATFORM GRASS, 12 april 2023

tekst: Chris Zwart
beeld: David Vroom