De staat van de architectuur in Nederland: 'Alles wat we nu bouwen, bepaalt voor decennia het aanzien van onze leefomgeving'

Aan het grootste deel van de bouwproductie in Nederland komt geen architect te pas. En wanneer dat wel het geval is, wordt de omgeving waarin gebouwd wordt nogal eens vergeten. Drie deskundigen over de staat van de architectuur in Nederland.

Alle deelnemers aan de verkiezing Beste Gebouw van het Jaar zijn bekend. Onder de 101 inzendingen zijn verschillende Noordelijke kandidaten: grote projecten als Forum in Groningen en RUG Campus Leeuwarden, maar ook kleine pareltjes als brouwerij Fortuna op Vlieland en een monumentale boerderij in Goutum.

Deelname aan de verkiezing staat open voor projecten die het afgelopen jaar in gebruik zijn genomen. Architecten en opdrachtgevers mogen zelf hun werk indienen, als ze denken kans te maken in een van de categorieën. Die brengen enige lijn in het bonte palet. Dat kan verrassingen geven, zoals het grote Forum in Groningen dat zich heeft aangemeld bij ‘leefbaarheid en sociale cohesie’ en bijvoorbeeld niet bij ‘identiteit en icoonwaarde‘.

Wij laten drie deskundigen aan het woord over de inzendingen en architectuur in (Noord-)Nederland: architectuurhistoricus Peter Michiel Schaap van Groningen | Architectuur en Stedenbouw (GRAS), architect en stedenbouwkundig ontwerper Annet Ritsema van Specht Architecten uit Groningen, en dubbele kanshebber Kees de Haan van J.O.N.G. Architecten uit Lemmer.

Wat zegt deze verkiezing over de architectuur in Nederland?

,,Het is fijn dat je werk op een positieve manier onder de aandacht wordt gebracht. De deskundige jury schuwt de kritiek bovendien niet, en dat is goed’’, vindt Kees de Haan van J.O.N.G. Architecten. Het bureau maakt kans met de restauratie en nieuwbouw van een woning in Oudemirdum en de verbouwing van voormalig beursgebouw en bibliotheek in Leeuwarden tot RUG Campus Leeuwarden.

,,Aandacht voor het vak is altijd goed. Voorheen kwam de winnaar in De Wereld Draait Door . BNA (Branchevereniging Nederlandse Architectenbureaus) is er zo in geslaagd een mooi podium voor architectuur te creëren. Maar als je het percentage bouwprojecten zou zien waarbij een architect betrokken is, zou je schrikken.’’

Inderdaad, vindt ook Peter Michiel Schaap van GRAS. ,,Zo’n verkiezing is appels met peren vergelijken. Aan de ene kant is dit een grote fruitmand vol. Heel veel, maar tegelijk heel weinig. Want aan het grootste deel van de bouwproductie in Nederland komt geen architect te pas. Nederland wordt ondertussen volgebouwd met rampen!’’

Annet Ritsema van Specht Architecten in Groningen volgt de verkiezing Beste Gebouw van het Jaar niet zo. ,,Zo’n verkiezing gaat vooral om uitzonderingen, je ziet er bijvoorbeeld bijna geen sociale huurwoningen in terug. Terwijl het juist knap en lovenswaardig is, als een architect daar iets moois en een fijne woonomgeving van weet te maken. Met enerzijds de toenemende technische eisen en anderzijds een slinkend budget.’’

Dat is het gevaar, beaamt De Haan. ,,Onder de huidige liberale regering wordt gekeken naar wat de burger wil. Welstand staat onder druk. Maar de omgeving mooi maken, een stedenbouwkundig ontwerp… Dat is belangrijk, dat is de basis. Wat willen we eigenlijk?’’

Schaap: ,,In een goed stedenbouwkundig ontwerp is een incidentele, architectonische misser niet zo erg, maar omgekeerd redt een bijzonder architectonisch ontwerp een slecht plan niet.’’

Een voorbeeld?

Portiekwoningen Molukkenstraat in Groningen van De Unie Architecten is een interessant verhaal, vindt Schaap. ,,Het gaat hier om relatief hoogwaardige woningbouw met identieke woningen, waarbij echter de ene helft voor de woningbouwvereniging, en de andere helft voor de markt bestemd is. Vooral dit proces is boeiend’’, aldus Schaap.

Het gebouw dat meedingt in de categorie ‘leefbaarheid en sociale cohesie’ is onderdeel van een stedenbouwkundig ontwerp van Specht Architecten. Ritsema wijst op de luchtfoto, die op de site is meegeleverd. Ze was in de wijk actief en praatte met bewoners over hun woonomgeving. Zo kwam ze erachter dat veel kinderen spelen op de achterpaden. ,,Dat had ik niet verwacht, maar zo hoefden ze niet op straat te spelen.’’

Met die kennis ontwierp ze een autovrij hofje. ,,En op de achterpaden worden de auto’s op eigen erf geparkeerd. Daar blijft de erfafscheiding laag, en hebben ouders vanuit de tuinen goed zicht.’’ Er is een sociaal veilige plek ontstaan, met bankjes om elkaar te treffen.

Ritsema noemt het als voorbeeld van betrokkenheid, mensen meenemen in het proces. ,,Zodat ze zich zo’n ontwerp ook eigen maken.’’ Ze is nu actief in de Groninger wijk Selwerd, een wijk met veel werkloosheid en gezondheidsproblemen. ,,Eén op de drie kinderen groeit daar in armoede op. Je ziet er veel voortuinen die niet onderhouden worden of betegeld zijn. Die hebben geen prioriteit. Als je dat weet als ontwerper… Misschien moet je ze dan weghalen en groen op een andere manier inrichten.’’

De stedenbouwkundige opgave is van groot belang, vindt ze, omdat die onderdeel is van de woon- of leefomgeving van veel mensen. ,,Het gaat uiteindelijk om veel geld. Dat moet je slim besteden, zodat de bewoners er zoveel mogelijk profijt en plezier van hebben.’’

,,Ik heb in de commissie ruimtelijke kwaliteit en cultuurhistorie van de provincie Drenthe gezeten. Daar hadden we vaak te maken met bouwprojecten in dorpen, die groter waren dan gebruikelijk in die plaatsen. Die kunnen een dorp maken of breken, dat is heel kwetsbaar. De overheid móet daar de regie voeren.’’

Dat geldt overigens ook voor de stad. In Groningen is ,,de markt heel dominant. Die bepaalt voor een groot deel hoe de stad er uiteindelijk uit komt te zien. Daar wordt veel geld aan verdiend. Als alleen winstmaximalisatie je doel is, dan wreekt zich dat in kwaliteit.’’

Schaap kent die Groningse markt als geen ander. Elk jaar presenteert GRAS een eigen architectuurprijs, waarbij ze alle projecten laten zien die dat jaar gerealiseerd zijn. ,,Zo tonen we hoe er gebouwd wordt.’’

Hij benoemt het project De Woldring van Urban Climate Architects, dat meedingt. ,,Dit soort projecten voor jongerenhuisvesting vertegenwoordigen een ontwikkeling in Nederland, zeker in Groningen, die we niet zouden moeten willen. Hier wordt veel geld verdiend door een ontwikkelaar/verhuurder. De stad is hun kassa. Je zou kunnen stellen dat dit project met huursubsidies voor een derde gefinancierd wordt door de staat. En het bestaat ook nog bij de gratie van Groningen als studentenstad – met de RUG en de Hanzehogeschool. Nota bene twee instellingen die met collectieve middelen gefinancierd worden.’’

Schaap mist in de Nederlandse bouwcultuur de relatie met de ontwikkeling van het landschap en de inrichting van het land. ,,We moeten niet alleen goedkoop en snel, maar ook nadenken over welke andere waarden bouw met zich meebrengt. Doet het wat voor het landschap, voor de stad, voor de omgeving? Denk verder dan alleen snelle winst. Alles wat we nu bouwen, bepaalt voor decennia het aanzien van onze leefomgeving. Dat brengt een verantwoordelijkheid met zich mee.’’

Verandert er iets?

Alle drie sprekers vinden dat opdrachtgevers – ook gemeenten – de architect en de stedenbouwkundige veel vroeger in een proces moeten inzetten. Schaap: ,,Architecten zijn geen geveltjeskunstenaars. Zij zijn juist in staat mee te denken over goede, en zeker ook betaalbare oplossingen.’’

Hij merkt echter wel een positieve beweging. ,,Er is misschien een mentaliteitsverandering op gang gekomen. De marktwerking is doorgeschoten, dat zie je niet alleen in de bouw, maar ook in de post en in de zorg… Ik hoop dat we daarop terugkomen.’’ In België worden wel mooie sociale woningbouwprojecten ontworpen, constateren Schaap en De Haan. ,,Nota bene door Nederlandse bureaus.’’

De wijk Skoatterwâld in Heerenveen is wel goed gelukt, vindt De Haan. ,,Grote structuren, mooie aanplant. Dit niveau wordt amper gehaald elders in het land’’, zegt hij. ,,Dat de ambitie er niet is, is het kwalijke eigenlijk!’’

Hoewel Schaap van de meeste nieuwbouwwijken ‘heel verdrietig’ wordt, ziet hij wel goede ontwikkelingen. ,,Het besef van de context en waardering voor het ambacht. Je ziet ook dat architecten ontwerpen met meer oog voor detail en oog voor kwaliteit van materiaal. Inzending basisschool De Veerkracht in Amsterdam is daar een voorbeeld van: de keus voor steen, de metselpatronen. Dat is met liefde gedaan.’’

Ook Ritsema ziet voorbeelden van liefdevol ontwerp. ,,De uitbreiding van de Rietveld Academie en het Santberg Instituut bijvoorbeeld: een inspirerend en uitdagend gebouw voor studenten.’’ Ook prijst ze de RUG Campus Leeuwarden van J.O.N.G. ,,Intelligent gedaan en met gevoel voor het bestaande gebouw, ook met de kleuren en materialen.’’ En de levensloopbestendige woningen Nieuw Grettinga van Penta Architecten in Harlingen. ,,Je ziet er het oude gebouw goed in terug en het voorziet echt in de behoefte aan woningen voor ouderen.’’

Ritsema is voorzitter van de jury voor de Vredeman de Vries prijs voor architectuur in Friesland. ,,Daar kom ik sommige projecten ook weer tegen. Er zitten echt prachtige gebouwen tussen. Bescheiden en heel zorgvuldig. Dat zou je veel meer willen zien. En dat hoeft niet per se duur te zijn.’’

Schaap constateert dat het al meer die kant opgaat. ,,Er is een nieuwe generatie die zich afzet tegen Super Dutch Architects, waarbij het te veel om het icoon ging.’’ De Haan vult aan: ,,Als er dan een architect werd ingeschakeld, wilde die vaak het mooiste gebakje van de stad maken. Maar het ensemble is veel belangrijker. Het normale is ook goed. Niet de ‘kijk-mij-nou’-architectuur.’’

Trends?

Duurzaamheid, circulair bouwen en hergebruik zijn trends die in Beste Gebouw van het Jaar terugkomen. De Haan: ,,Je hoeft niet alles nieuw te maken. In het Noorden is dat sowieso een thema, bij leegstand en krimp. Hergebruik van locaties die vrijkomen… daar zitten dingen bij die je nooit zou ontwerpen, maar dat is wel leuk!’’

De ecologische voetafdruk van een project wordt hierdoor vaak kleiner. ,,Die wordt vaak niet in geld uitgedrukt, maar telt wel mee. In grote loodsen zit zoveel ruimte! Daar kan je van alles in bouwen.’’

En ook de industriële bouw kan maatwerk leveren, zeker met de nieuwe technieken van tegenwoordig, aldus De Haan. ,,Dat vereist een ander productieproces, maar zo kun je ondanks seriematige bouw toch op menselijke maat bouwen. Een slim casco met keuzes.’’

Ritsema: ,,De bouw is zo’n vervuilende industrie. Het is belangrijk zo weinig mogelijk energie te gebruiken, weinig installaties, circulair… Het verandert al wel, maar dat moet nog veel meer.’’

Wens?

Schaap zou willen dat er meer werd nagedacht over de hele plek die de bouw inneemt in de omgeving, of dat nu de stad of op het platteland is. Ritsema onderstreept dat: ,,In Nederland ook bij de dorpen en het landelijk gebied! Kijk naar de kwaliteiten, die je al hebt. Je kan veel om zeep helpen, als je niet oppast.’’

De Haan begrijpt niet dat het niet veel meer gebeurt: ,,Hoe meer aandacht er voor architectuur is, hoe beter. Er is ook geen mens die zonder advocaat voor een rechter verschijnt. Waarom werkt dat dan niet zo bij bouwen?’’

door Gitte Brugman